Cognitive functional therapy – CFT

In dit artikel lees je meer over CFT, cognitive functional therapy. In goed Nederlands dus cognitieve functionele therapie.
Een aanpak die nieuw is en toch ook weer niet. 

Wat is CFT precies, welke patiënten kun je ermee helpen en waaruit bestaat CFT? De antwoorden hierop lees je in dit artikel.

Wat is cognitive functional therapy?

CFT is een benadering die zich richt op aanhoudende of chronische pijnklachten. Het is een fysiotherapeutische aanpak, die gebruik maakt van principes uit verschillende domeinen. Het gebruikt cognitieve gedragsmatige aspecten uit de psychologie, relaxatie en lichaamswerk uit de psychosomatiek, motivational interviewing, pijneducatie, shared decision making, motorisch leren, fysieke training en leefstijlverandering.

Eigenlijk is het dus gewoon fysiotherapie?! Ja, inderdaad. Fysiotherapie maakt, al zolang het bestaat, gebruik van een mix van benaderingen uit allerlei vakgebieden. Voor CFT geldt dit ook. In Engelssprekende landen wordt het ook wel ‘psychological informed physiotherapy’ (PIP) genoemd.

In CFT is iedere patiënt en iedere aanpak van een pijnprobleem uniek. Ook dat zeggen we natuurlijk vaker, maar in CFT is het ook werkelijk zo. 

In een uitgebreid assessment, waarin de anamnese vaak een grote plaats inneemt, probeert de therapeut tot een verklaringsmodel van het pijnprobleem van de patiënt te komen. Dit verklaringsmodel vormt vervolgens het uitgangspunt voor het plan, dat je samen met de patiënt maakt.

CFT is ontwikkeld door professor Peter O’Sullivan en zijn onderzoeksteam. O’Sullivan is een specialist in musculoskeletale fysiotherapie en hoogleraar musculoskeletale fysiotherapie aan de Curtin University in Australië.
Hij is een internationaal toonaangevende clinicus, onderzoeker en docent/opleider in de fysiotherapie. Hij publiceerde meer dan 100 onderzoeksartikelen, was keynote speaker op 60 nationale en internationale conferenties en gaf les in 22 landen over de diagnose en behandeling van aanhoudende pijnstoornissen.
Zijn onderzoeksteam bevat mensen die inmiddels ook hun sporen verdiend hebben. Enkele namen uit dit team zijn: Mary O’Keefe, JP Caneiro, Vibe Fersum, Keiran O’Sullivan en Wim Dankaerts. Zij zijn ook gecertificeerd instructeur voor de CFT aanpak.

Wim_Dankaerts_cognitive_functional_therapy

Dankaerts is professor aan de universiteit Leuven, clinicus en programmaleider van het postgraduaat manuele therapie van de universiteit Leuven. Voor Viaperspectief verzorgt hij ook de driedaagse cursus Cognitive functional therapy.

The musculoskeletal clinical translational framework

Het musculoskeletaal klinisch translational raamwerk… een mond vol. Daar waar over CFT gesproken of geschreven wordt doemt dit begrip telkens op. Het raamwerk is een format dat gebruikt wordt door de therapeut om het klinisch probleem van de patiënt te ontrafelen. Het is dus een klinisch redeneer raamwerk. 

Geen HOAC of zoiets. Nee, een concept van waaruit je kijkt naar het pijnprobleem van de patiënt. Met als doel dit pijnprobleem langs alle kanten en vanuit een evidence based gedachtegang te bekijken, analyseren en ontrafelen. 

Het raamwerk bevat verschillende componenten. Tijdens anamnese en onderzoek probeer je al deze aspecten te analyseren en vervolgens, en dit is héél belangrijk, met elkaar in verbinding te brengen. Van iedere factor wordt een inschatting gemaakt in hoeverre deze een rol speelt. Deze inschatting wordt in een deel van de gevallen ook uitgedrukt op een schaal van 0 – 10. 

De onderdelen van het raamwerk zijn:

  • Het perspectief van de persoon zelf (Wat is zijn probleem, wat kan hij en wat wil hij, wat zijn zijn verwachtingen?)
  • Specifieke / aspecifieke diagnose, rode vlaggen
  • Stadium: acuut, subacuut, terugkerend, chronisch/persisterend
  • Pijn karakteristieken (type pijn; dus nociceptief, neuropathisch of nociplastisch, mechanisch vs niet mechanische karakteristieken, mate van sensitisatie)
  • Psychosociale aspecten (cognitieve factoren, affectieve factoren, sociale factoren)
  • Werk (werkomstandigheden en type werk)
  • Leefstijl
  • Algemene gezondheid & co-morbiditeiten
  • Functioneel gedrag (beschermend vs provocerend; beperkingen in bewegen/controle/pijn gedrag/de-conditionering)

Er is een erg interessant E-book verschenen over het ‘clinical reasoning framework’. Kijk op deze website om hier meer over te lezen.

Op welk soort problemen richt cognitive functional therapy zich?

CFT richt zich op aanhoudende of chronische pijn, voornamelijk aan de wervelkolom en het bekken. 

Bij alle pijnproblemen spelen fysieke, gedragsmatige en psychologische factoren een rol. En vooral: de combinatie van factoren en hoe deze interactie hebben met elkaar!

Denk aan stijfheid en mobiliteitsproblemen (fysiek), ontwijken van pijnlijke bewegingen en gespannen gaan bewegen door de pijn waardoor het weefsel verder wordt gesensitiseerd (gedragsmatig én fysiek), stress door het aanhouden van de pijn (psychologisch), overtuigingen dat de rug een bepaalde beweging niet meer aan kan met (over)bescherming door ‘core’ musculatuur als gevolg (psychologisch én fysiek), etc.

Een pijnprobleem, kort of langdurend, verdient dus altijd een aanpak over meerdere fronten. Op basis van een analyse op meerdere fronten. En dat is wat CFT is. En meer dan dat…

Wat zijn de principes van CFT?

Alhoewel CFT op papier lijkt op wat iedereen al jaren doet, is dat toch niet het geval. Dat komt omdat CFT en het musculoskeletal clinical translational framework toch net iets anders kijkt naar een gemiddeld pijnprobleem. 

Een poging om dit te verklaren. 

Klinisch redeneren in de fysiotherapie bestaat veelal uit het zoeken van allerlei verbanden. Daarin lijkt het gemiddelde klinisch redeneerproces op een soort optelsom. Als dit, dan dat, dan dat en dus dat. Ofwel 1 + 1 + 1 + 1 = 4. Ofwel: de patiënt heeft pijn + maakt zich zorgen om pijn dus (=) raakt gespannen dus (=) heeft meer pijn. Een meer rechtlijnig en sequentieel proces dus. Waarschijnlijk is dit zo omdat ook op deze rechtlijnige en sequentiële manier naar het pijnprobleem wordt gekeken.

In CFT is klinisch redeneren meer een ‘ogenschijnlijke’ wirwar aan factoren die elkaar, soms wederkerig, beïnvloeden. En deze ‘wirwar’ is het pijnprobleem. Dit wordt in kaart gebracht en geanalyseerd. En de factoren zelf én de relaties tussen de factoren worden zo veel als mogelijk beïnvloed. In die zin lijkt CFT mogelijk ook wel wat op het pijngevolgen model zoals Nijs en van Wilgen dat wel hebben beschreven.

Dit leidt tot de volgende drie ingrediënten van CFT: 

  • make sense of pain;
  • exposure with controle;
  • make a plan (incl. lifestyle change).

Hieronder licht ik dit verder toe.

Make sense of pain – maak de pijn begrijpelijk

De eerste ‘stap’ in het proces van CFT is om pijn begrijpelijk te maken. Voor therapeut én patiënt! 

Dus zijn hierin belangrijke onderdelen: het assessment, onderzoek door middel van anamnese en lichamelijk onderzoek van het gezondheidsprobleem van de patiënt. 

Cruciaal hierin is dat de therapeut moderne inzichten over pijn in het algemeen en rug, bekken en nekpijn in het bijzonder hanteert. Kennis van neurowetenschappen, psychologie, gedrag, leren, cognities/ziektepercepties en stress zijn belangrijk. Maar net zo goed kennis van biomechanica, bewegen, pathologie, de relatieve waarde van afwijkingen gevonden op beeldvormende diagnostiek en dergelijke zijn van belang.

Een onderdeel van ‘making sense’ en het klinisch redeneren binnen CFT is het maken van een individueel model dat alle factoren van het gezondheidsprobleem ‘op waarde’ schat. Dit gebeurt vaat door het maken van een spinnenweb. Een voorbeeld hiervan zie je hieronder.

From “Cognitive Functional Therapy: An Integrated Behavioral Approach for the Targeted Management of Disabling Low Back Pain”. By O’Sullivan et al., 2018, Physical Therapy, 98(5), p.417. (https://doi.org/10.1093/ptj/pzy022). Copyright 2018 by the authors (Creative Commons)

Ervaring om dergelijke elementen op waarde te schatten is misschien wel de allerbelangrijkste competentie die in deze fase nodig is. Zeker bij mensen die langdurige aanhoudende pijnklachten hebben. 

Lichamelijk onderzoek in CFT is, naast het gebruikelijke onderzoek dat je al doet, onderzoek naar het gedrag van de patiënt. En de relatie van dit gedrag met de ziektepercepties van de patiënt en de emoties die hiermee gepaard gaan. Hierbij gaat het om gedragingen in dagelijkse handelingen van de patiënt en die hij zelf als belemmerend ervaart.

Als de patiënt op een bepaalde manier beweegt, wat denkt hij dan? Wat voelt hij hierbij (wat emoties betreft)? Als hij zijn adem inhoudt, hoe komt dit? Wat denkt hij dat de beweging doet op zijn pijnlijke lichaamsdeel? En waar is hij bang voor dat er zal gebeuren?

In die zin bevat het lichamelijk onderzoek allerlei beweeg- en gedragsexperimenten. Die gedachten en gevoelens aan het licht kunnen brengen of hiermee relaties kunnen hebben. 

Voor de uiteindelijke aanpak is ook dit belangrijk. De gedragsexperimenten zijn in die aanpak ook cruciaal, temeer omdat ze gekoppeld zijn aan de belangrijkste beperkingen van de patiënt in zijn ADL.

De stap ‘Making sense of pain’ eindigt in het uiteindelijk komen tot een uniek en patiëntspecifiek verklaringsmodel. De therapeut legt dit model voor aan de patiënt en werk aan de acceptatie hiervan. Een tekening maken van het verklaringsmodel is vaak onderdeel van deze stap. Temeer omdat de relaties vaak ingewikkeld zijn en er meerdere factoren zijn die een rol spelen in het probleem.

Exposure with controle – ervaren en toepassen 

De tweede ‘stap’ in het CFT proces is ‘exposure with controle’. 

Laat de patiënt zijn eigen verklaringsmodel voelen en ervaren. Voer hierbij de belasting op, op basis van het gevoel van controle bij de patiënt. Dus niet tijdcontingent, niet pijncontingent. Nee patiënt- en controle/vertrouwen contingent.

Exposure with controle is eigenlijk een voorzetting van de beweeg- en gedragsexperimenten die je tijdens het lichamelijk onderzoek met de patiënt hebt gedaan.

Door je uitleg heb je een basis gelegd voor een nieuwe verklaring voor de rugpijn van de patiënt. Deze uitleg laat je ervaren. En daar waar ‘oude’ gedachten het gedrag van de patiënt nog sterk bepalen en belemmeren benoem je dit en/of laat je dit ervaren. Om hier vervolgens weer over in gesprek te gaan.

Door al deze experimenten krijgt de therapeut steeds meer zicht op wat de patiënt nodig heeft. Door de experimenten wordt duidelijk waar hij aan moet gaan werken. En waar de patiënt aan moet gaan werken.

Make a plan (incl. lifestyle change)

Dit is de laatste stap in het proces. Je maakt, op basis van het unieke verklaringsmodel van het pijnprobleem van de patiënt, een plan. Samen, dus vanuit gezamenlijke besluitvorming.

Omdat leefstijlfactoren vaak een (grote) rol spelen bij aanhoudende pijnklachten is leefstijlverandering vaak een onderdeel van deze stap. Zoals je hebt gezien is het ook een onderdeel van het klinisch redeneer raamwerk. 

Vervolgens voer je het plan uit. Stap voor stap en met de regie bij de patiënt. 

O’Sullivan aan het werk zien? Bekijk onderstaande video’s

De onderzoeksgroep van O’Sullivan en Kent heeft een uitgebreide en goed gedocumenteerde website. Kijk op RESTORE trial.

Wetenschappelijke literatuur lezen over CFT? Hier zijn wat suggesties:

Reacties zijn gesloten.