Ongetwijfeld heb je al vaker gemerkt dat mensen met aanhoudende pijnklachten vaak met veel spanning bewegen. Patiënten willen zichzelf beschermen, en de spieren van ons lichaam vormen een geweldig mooi ‘pantser’.
Tegelijkertijd is het aanspannen van je pantser of core nu niet bepaald de meest effectieve manier om je wervelkolom in allerlei richtingen makkelijk en (pijn)vrij te bewegen.
En inmiddels is ook wel bekend dat te sterk de nadruk leggen op het activeren en aanspannen van de core niet effectief is bij aanhoudende rug- en nekklachten, zie het werk van Peter O’Sullivan in CFT.
Om maar te zwijgen over het pre-activeren van je M. Abdominus transversus…..
Dit artikel belicht het concept van therapeutische trainen. Auteur is Mendy Bosch, docent van de cursus ‘Therapeutische trainen bij persisterende pijn’.
Hoe maak je meer impact met je oefentherapie?
4 tips om effectiever te cuen
Stel, Erwin meldt zich bij jou met lage rugpijn. Bij binnenkomst zegt hij: ‘Ik train al in een sportschool, maar van buikspieroefeningen krijg ik meer pijn in mijn onderrug. Wat doe ik verkeerd?’
Je neemt Erwin mee naar de oefenzaal en vraagt hem één van die oefeningen voor te doen. Hij kiest voor de crunch.
Je ziet dat hij zijn hele bovenlichaam optilt, dat hij aan zijn hoofd trekt en stopt met ademen. Je gaat naast hem zitten en zegt: ‘Til alleen je hoofd en schouders op. Houd je schouders laag. Span je buikspieren. Adem door. Houd ruimte tussen je kin en borst. Duw je hoofd in je handen.’
Erwin doet zijn best, maar het lukt hem niet om meer dan twee aanwijzingen tegelijkertijd uit te voeren.
Als hij zijn hoofd tegen zijn handen duwt, trekt hij zijn schouders alweer op. En als hij zijn buikspieren aanspant, vergeet hij te ademen.
Je cues, je aanwijzingen, leveren dus niet het gewenste effect op.
Waarom is het zo lastig om Erwin de crunch uit te leggen?
Dat komt omdat Erwin nadenkt.
Hij herhaalt je woorden in zijn hoofd en dwingt zijn lichaam om te luisteren, waardoor hij meer spierkracht gebruikt dan nodig is.
Vergelijk het maar met je eerste rijles. Weet je nog hoe je in het stuur kneep terwijl je probeerde de aanwijzingen van je instructeur op te volgen?
Feitelijk doet Erwin nu hetzelfde. Hij verkrampt omdat hij bewust beweegt.
Wat kan je doen om Erwin te helpen?
Laat Erwin de oefening niet bewust dóen, maar laat hem de oefening bewust vóelen.
Erwin kan niet denken en voelen tegelijkertijd.
Als je zijn aandacht zó kunt richten dat hij opgaat in de beweging, dan zoekt zijn lichaam automatisch de makkelijkste weg. Hij komt in een flow. De spieren die hij niet nodig heeft ontspannen zich.
Vier stappen om Erwin in een flow te brengen:
1. Geef hem een mentaal plaatje
Zorg dat Erwin een beeld heeft van de beweging.
De makkelijkste manier is om de oefening vóór te doen.
Het alternatief is dat je de beweging globaal beschrijft met doe-aanwijzingen:
- Til je hoofd en schouders op – crunches
- Doe alsof je op een stoel gaat zitten – squat
- Breng je armen naar voren – front raises
2. Laat hem experimenteren
Stel geen voorwaarden aan de beweging.
Het is logisch dat je wil voorkomen dat Erwin fouten maakt, maar daarmee voed je zijn verlangen om het goed te doen.
Het gevolg?
Zijn spieren spannen al aan voordat hij überhaupt bewogen heeft.
Vermijd de volgende valkuilen in je doe-aanwijzingen:
- Overmatige sturing, zoals:
- Zorg dat je voeten stevig op de grond staan
- Probeer je hoofd tegen je handen te duwen
- Til je hoofd en schouders zo hoog mogelijk op
- Niet-aanwijzingen, zoals:
- Niet je adem inhouden
- Niet je schouders optrekken
- Niet aan je hoofd trekken
- Spier-specifieke aanwijzingen, zoals:
- Trek je diepe buikspieren in
- Span je bilspieren aan
- Ontspan je nekspieren
3. Laat hem voelen wat hij doet
Geef voel-aanwijzingen.
Met voel-aanwijzingen maak je Erwin lichaamsbewust. Je laat hem kijken naar zijn bewegingen. Niet met zijn ogen, maar met zijn proprioceptie.
- Til je hoofd en schouders op en voel dat je middenrug meer contact met de grond krijgt.
- Breng je hoofd en schouders omlaag. Voel nu de grond onder je bovenrug.
- Voel dat je rug ronder wordt als je opkomt, en holler wordt als je omlaag gaat.
4. Blijf naast hem staan
Kijk wat Erwin doet.
Als je ziet dat hij aan zijn hoofd trekt, wijs hem dan op de steun van zijn handen achter zijn hoofd. Zodra hij zijn handen voelt, zullen zijn nekspieren loslaten. De positie van zijn hoofd verandert vanzelf – hij hoeft dat niet bewust te doen.
Zo gebruik je je voel-aanwijzingen om Erwin indirect bij te sturen.
Conclusie
De manier waarop je aanwijzingen geeft, je cueing, heeft invloed op het motorische leerproces van je cliënt.
Als fysiotherapeuten zijn we gewend om mensen cognitief te cuen. We laten ze bewust nadenken over hun bewegingen en nemen de extra spierspanning die dat oplevert voor lief.
Maar bij mensen met pijn werkt dat averechts.
Overmatige spierspanning maakt de kans op pijn alleen maar groter.
Het alternatief is om mensen ervaringsgericht te cuen. Je haalt ze uit hun hoofd en laat ze voelen wat ze doen.
Ze leren spelenderwijs, op dezelfde manier als kinderen leren lopen en praten. Deze manier van motorisch leren vraagt om open doe-aanwijzingen in combinatie met voel-aanwijzingen.
En nu?
Wil jij dit leren en daarmee meer impact maken met je oefentherapie?
Meld je dan aan voor de cursus Therapeutisch Trainen bij aanhoudende pijn en leer hoe je je aanwijzingen effectiever maakt.